Ik rij nog steeds analoog (maar nu net even niet), met zo'n 15 treinen (waarvan 10 pendeltrein), gewoon om dat ik van puzzelen hou. De baan is soms net een sudoku. En de grootste uitdaging is om de verborgen (moeilijk bereikbare stukken) automatisch af te handelen, en de stukken in het zicht niet (of niet volledig).
Het grappige van analoog rijden zijn de onvoorspelbaarheden. Een trein die je ergens verwacht, is er soms niet, of komt nog in geen tijden, omdat er ergens anders een hindernis is waar je geen rekening mee had gehouden bij de bouw. En werkt je zelf verzonnen oplossing dan nog, of niet meer?
En computerprogramma rekent dat keurig voor je uit, dat zit er al in verwerkt op basis van kennis en ervaring van anderen. Maar dat wil ik zelf ook kunnen. En die kennis en ervaring is vaak online niet (of niet meer) gedocumenteerd. Dus hoe deden ze dat dan, vroeger?
Dat betekent vaak: het wiel opnieuw uitvinden, en dan zo beschrijven dat het én werkt, én alsnog weer gedocumenteerd is: hoe je dat doet (de manier), en hoe je op die oplossing kwam (de weg erheen).
Veel oude analoge oplossingen voor situaties werden verzonnen door ingenieurs, elektronica experts of mensen met jarenlange ervaring als bouwer, en een goede kennis van wat er op dat moment op de markt was. Ze publiceerden in tijdschriften die ik als kind nooit te zien kreeg, en die nu niet meer bestaan.
Van veel zaken weet ik alleen maar uit een (digitale) programmahandleiding zoals die van Koploper of RocRail dat het analoog mogelijk moet zijn geweest, omdat men het als digitaalrijder óók wilde kunnen doen.
De techniek schrijdt voort. IC's, hallsensoren, optocouplers, servo's, smd-relays, LDR's, lichtsluizen, camera's, er komen steeds meer nieuwe technieken bij die analoog ook bruikbaar zijn. Ze waren er toen nog niet, maar dat wil niet zeggen dat je er nu dus niets mee zou kunnen, en dat alles moet laten liggen als hebbedingetjes voor digitaalrijders.
Waarom bestaat er soms toch zo'n beperkte visie op analoog rijden?