Nou, ik zit wel op een ander spoor dan Gert-Jan met de seinplaatsing. Dus zonder aan Gert-Jans aanpak af te doen hierbij mijn ideeën...
Gert-Jan heeft als basis de beveiliging van punten waar treinen elkaar kunnen raken, met name dus de wissels.
Ik kies de benadering van het beveiligen van rijwegen. Dan wordt niet elk wissel beveiligd met een sein. Een sein gaat dan pas op veilig als de hele rijweg goed is gesteld, vrij is van andere treinen en er ook geen andere treinen op die rijweg kunnen komen. Op die manier is het 'langzaam rijden' signaal ook zinvoller.
De armseinen die je in gedachten heb zijn hoofdseinen, en staan dus vooral langs doorgaande sporen. Er zijn andere seinen voor het beveiligen van doodlopende sporen en rangeergebieden. Die laat hier dan ook buiten beschouwing.
Voor het station kom dan op het volgende uit. Ik heb met rode pijlen aangegeven wat de rijrichtingen zijn op de sporen.
UitrijseinenA: Enkele arm
B en C: Dubbele arm, gekoppeld. Hier is altijd een afgebogen wissel op de punt in de rijweg.
P: Enkele arm
Q: Dubbele arm, onafhankelijk. Hier kan zowel rechtdoor (volle snelheid) op de kruiswissel als afgebogen worden uitgereden
R: Dubbele arm, gekoppeld.
InrijseinenD: Dubbele arm, onafhankelijk. naar spoor 3 is afgebogen op de gebogen wissel.
S: Enkele arm.
Voor de andere sporen op rechts denk ik de inrijseinen uit het zicht (in of voor de tunnel)
De inrijseinen staan op enige afstand van het station. Zo kan bijvoorbeeld vanaf spoor 4 en 5 naar links op het hoofdspoor worden gerangeerd als het inrijsein D op 'stop' staat.
Tsja. Zo leidt 'even' aangeven waar de verschillende type seinen moeten staan tot een heel ander plan
Rob